Wanneer mag de burgemeester overgaan tot sluiting van een woning na ontdekking van een hennepkwekerij?
De gemeente heeft de bevoegdheid om een woning te sluiten van waaruit gedeald wordt. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet. De bedoeling van artikel 13b Opiumwet is om gemeenten de mogelijkheid te geven op te treden tegen overlast gevende dealpanden. Zodra er bij een bepaalde woning drugsgebruikers in en uit lopen, kan de gemeente zeggen: we sluiten het pand.
De laatste jaren komt het echter regelmatig voor dat gemeenten deze bevoegdheid gebruiken om een woning te sluiten waar alleen een hennepkwekerij stond. Mag dit?
Op dit moment is dat wat onduidelijk. Enerzijds kan uit de rechtspraak van de hoogste bestuursrechter (de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State) worden afgeleid dat het aanwezig hebben van een handelshoeveelheid hennepplanten voldoende is. Anderzijds blijkt uit de wetsgeschiedenis expliciet dat dit juist niet voldoende is, en dat er echt aanwijzingen moeten zijn dat er drugs zijn verkocht uit de betreffende woning of dat deze aanwezig waren om vanuit die woning te worden verkocht.
Op 30 november 2012 werd er door de rechtbank Haarlem een heldere uitspraak gedaan (LJN BY5387). De rechtbank oordeelt hier met verwijzing naar de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 13b Opiumwet dat er in een pand sprake moet zijn van een verkooppunt. Het enkele aanwezig zijn van een handelshoeveelheid drugs is voor toepassing van artikel 13b onvoldoende.
Er wordt door de rechtbank korte metten gemaakt met de eerder genoemde rechtspraak van de Raad van State. Het criterium ’een handelshoeveelheid drugs’, komt volgens de rechtbank Haarlem niet terug in de wetsgeschiedenis. Dit criterium in de jurisprudentie is ontstaan in de periode vóór de wijziging van artikel 13b Opiumwet, toen dit artikel alleen kon worden ingezet tegen illegale verkoop vanuit voor het publiek toegankelijke lokalen. Het wordt ten onrechte toegepast op woningen, aldus de rechtbank.
Daarnaast stelt de rechtbank dat uit de wetsgeschiedenis expliciet blijkt dat artikel 13b niet is bedoeld om op te treden tegen illegale hennepkwekerijen in woningen omdat juist daarvoor een nieuw artikel is geplaatst in de Woningwet (het huidige artikel 17 Woningwet).
De conclusie van de rechtbank was dat de gemeente niet de bevoegdheid had om de woning te sluiten op grond van artikel 13b Opiumwet omdat er geen aanwijzingen waren dat er vanuit de woning drugs werden verkocht, afgeleverd of verwerkt.
Het is echter de vraag of deze uitspraak voor de Raad van State aanleiding is om een andere koers te gaan varen. Tot op het moment van schrijven van dit artikel zijn er geen uitspraken van de Raad van State gepubliceerd waarin het ging om een geval waar uitsluitend een hennepkwekerij werd aangetroffen. In andere zaken lijkt men echter vast te houden aan het oude criterium.
Zo overweegt de Raad van State in een uitspraak van 24 april 2013 (LJN BZ8430) dat de gemeente er vanuit mocht gaan dat een bepaalde hoeveelheid harddrugs in een woning aanwezig was om te worden verkocht. De hoeveelheid betrof namelijk meer dan een gebruikershoeveelheid. Volgens de Raad van State is het niet vereist dat er daadwerkelijk harddrugs in de woning zijn verhandeld. Ook hoeft niet aannemelijk te worden gemaakt dat de aanwezigheid van drugs overlast heeft veroorzaakt.
In mijn optiek is dit onjuist en heeft de rechtbank Haarlem het bij het juiste eind. Dit overigens met de nuance dat uit de wettekst zelf kan worden opgemaakt dat de drugs niet per se hoeven te zijn verkocht. Het enkele aanwezig zijn kan ook voldoende zijn, mits de drugs aanwezig zijn om vanuit de betreffende woning te worden verkocht. En juist dat laatste is bij hennepkwekerijen niet het geval. Weliswaar kunnen hennepplanten worden gekweekt in een bepaalde woning, maar het komt zelden voor dat de opbrengst dan vervolgens vanuit diezelfde woning wordt verkocht. Meestal komt het (eventueel via tussenpersonen) terecht bij een coffeeshop of wordt het geëxporteerd naar het buitenland.
Gelet op de verdeeldheid tussen de diverse rechters kan het verstandig zijn bezwaar te maken tegen een beslissing van de burgemeester om een woning te sluiten, indien in die woning slechts een wietkwekerij stond en er niet vanuit deze woning werd gehandeld. In zo’n geval dient de gemeente naar mijn mening te kiezen voor de weg die de wetgever heeft bedoeld, namelijk artikel 17 Woningwet. Dit artikel bevat meer waarborgen ter bescherming van het woonrecht. Het lijkt er op dat gemeenten dit willen omzeilen door telkens een beroep te doen op artikel 13b Opiumwet, terwijl de wetgever dat juist niet wilde.
Update: de Raad van State is het niet met mij eens. In een uitspraak van december 2013 wordt expliciet gesteld dat artikel 13b Opiumwet ook van toepassing is bij de enkele aanwezigheid van een hennepkwekerij.
Misschien ook interessant:
- Raad van State: burgemeester mag woning met hennepkwekerij sluiten
- Sluiting van een woning op grond van art. 13b Opiumwet. De stand van zaken.