De meest recente Nieuwsbrief Strafrecht bevat twee interessante uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over coffeeshops.
In de eerste uitspraak (17 december 2014, NbSr 2015,104) wordt een coffeeshophouder vrijgesproken van witwassen. In zijn coffeeshop – die verder aan alle eisen voldeed – was een bedrag van ruim 200.000 euro in contanten aangetroffen. Het Hof stelt dat het feit dat dit bedrag in een coffeeshop werd aangetroffen, nog niet betekent dat de opbrengsten uit de coffeeshop uit misdrijf afkomstig zijn. Dat het ging om de opbrengsten van de coffeeshop achtte het Hof aannemelijk. Nu de verdachte verder ook niets had gedaan om de herkomst van het bedrag te verhullen of te verbergen, volgde een vrijspraak voor witwassen (artikel 420bis wetboek van strafvordering).
In de tweede uitspraak (17 december 2014, NbSr 2015,105) wordt de verdachte coffeeshophouder veroordeeld wegens het aanwezig hebben van softdrugs. De gedoogde handelshoeveelheid voor een coffeeshop (500 gram) was namelijk overschreden. De verdachte had circa 20 kilo aanwezig, naar eigen zeggen de voorraad voor 2,5 week.
De verdediging had gepleit voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Immers: de verdachte had zich aan alle gedoogvoorwaarden gehouden en het is bij alle betrokken instanties bekend dat een handelsvoorraad van 500 gram niet reëel is.
Het Hof gaat hier uitgebreid op in en stelt – kort samengevat – dat alle betrokken instanties, inclusief het openbaar ministerie, weten of in ieder geval moeten vermoeden dat er ‘aan de achterdeur’ grotere voorraden de coffeeshop ingaan dan 500 gram. Volgens het Hof is de maatschappelijke discussie hierover nog niet uitgekristalliseerd en is het aan de wetgever om duidelijkheid te scheppen. Zolang dit echter nog niet is gebeurd, mag een coffeeshophouder er niet op vertrouwen dat hij niet zal worden vervolgd wanneer hij meer dan 500 gram aanwezig heeft.
Het Hof concludeert met de stelling dat het gepleegde feit een onlosmakelijk gevolg is van de exploitatie van een coffeeshop, terwijl dat laatste juist gedoogd wordt. De coffeeshophouder wordt schuldig verklaard, maar er wordt hem door het Hof geen straf opgelegd.