Wat zijn de gevolgen van een onrechtmatige doorzoeking? Eerder werd hier geschreven over de rechtspraak van de Hoge Raad waarin de tendens lijkt te zijn om onrechtmatig optreden van de politie niet langer te bestraffen met bewijsuitsluiting. De Hoge Raad acht het belang dat iemands hennepkwekerij niet wordt ontdekt niet een ‘rechtens te beschermen’ belang. Dit betekent dat als de politie zonder een redelijke verdenking de woning binnengaat en er vervolgens een hennepkwekerij wordt ontdekt, dat de rechter kan volstaan met de constatering dat het binnentreden onrechtmatig was.
De rechtbank Midden-Nederland heeft op 4 september van dit jaar een interessante uitspraak gedaan. Het ging om het geval waarin de politie weliswaar rechtmatig naar binnen was gekomen, maar waarin er vervolgens in de woning een doorzoeking was gehouden. Op basis van artikel 9 van de Opiumwet mag de politie alle plaatsen betreden waarvan redelijkerwijs vermoed kan worden dat er een overtreding van de Opiumwet gepleegd wordt. Deze bevoegdheid betekent echter niets meer dan dat de politie in de woning mag rondkijken. Een ‘doorzoeking’ gaat verder dan dat en vereist – op een uitzondering na – de komst van de rechter-commissaris. Dat was in dit geval niet gebeurd. De politie had een vaatwasser naar achteren geschoven. Achter de vaatwasser was een luik gemaakt dat toegang gaf tot de hennepkwekerij. Het verplaatsen van de vaatwasser en het openen van het luik kon volgens de rechtbank worden aangemerkt als een doorzoeking.
Volgens de rechtbank is het doorzoeken van woningen voorbehouden aan de rechter-commissaris. Dit is een belangrijk strafvorderlijk voorschrift dat de huisvrede en het privéleven van de bewoner beschermt. Doordat de politie zonder bevoegdheid daartoe de woning had doorzocht, is volgens de rechtbank in aanzienlijke mate inbreuk gemaakt op dit voorschrift alsmede op de met dat voorschrift gewaarborgde belangen van de verdachte. Dat de verdachte niet in de hennepplantage zelf woonde doet daar niets aan af. De doorzoeking was in de keuken begonnen en de keuken maakt onmiskenbaar deel uit van de woning.
Het interessante van de uitspraak is met name dat de rechtbank expliciet aangeeft dat niet kan worden volstaan met de enkele constatering dat de doorzoeking onrechtmatig was: ‘Om in de toekomst vergelijkbare vormverzuimen, met onrechtmatige bewijsgaring tot gevolg, te voorkomen en een krachtige stimulans te laten bestaan tot handelen in overeenstemming met de voorgeschreven normen bij het binnentreden van een woning, acht de rechtbank het noodzakelijk om over te gaan tot bewijsuitsluiting’. Er volgde bewijsuitsluiting van alles wat met de kwekerij te maken had en een vrijspraak voor het telen van hennep.
Een ander interessant aspect van de uitspraak is het feit dat er wél een veroordeling volgde voor diefstal van stroom. Dit is interessant omdat een verdachte vrijwel altijd voor beide feiten (hennepteelt en diefstal van stroom) één straf krijgt. We weten nu dus wat voor straf er wordt opgelegd als men alleen wordt veroordeeld voor diefstal van stroom. De rechtbank heeft er in dit geval een gevangenisstraf van 2 dagen en 60 uur werkstraf waarvan 30 uur voorwaardelijk van gemaakt. Die 2 dagen is vermoedelijk opgelegd omdat de betreffende verdachte dat al in voorarrest had uitgezeten. In de praktijk zal er dus een kleine werkstraf van circa 30 uur volgen voor de diefstal van stroom, wellicht met daarnaast nog een voorwaardelijke (werk)straf.