Het komt de laatste tijd regelmatig voor dat de Hoge Raad zegt dat er te weinig bewijs is voor hennepteelt. De lagere rechter die tóch veroordeeld had moet de zaak dan over doen. Het meest recente voorbeeld is een uitspraak van de Hoge Raad van 30 oktober 2018.
- Wat waren de feiten?
- Wat was de uitspraak van de rechtbank?
- Het oordeel van het Gerechtshof
- De uitspraak van de Hoge Raad
- Conclusie
Wat waren de feiten?
De verdachte was door het Gerechtshof in Amsterdam veroordeeld voor het kweken van 288 hennepplanten in Amsterdam Zuid-Oost. Dit zou gebeurd zijn van 1 maart 2011 tot 17 november 2011. Ook was hij veroordeeld voor diefstal van stroom in dezelfde periode.
Het Gerechtshof had daarvoor een taakstraf opgelegd van 100 uur. Daarnaast moest de verdachte € 3.000,00 aan criminele inkomsten afdragen (ontnemingsvordering).
Uit de bewijsmiddelen bleek het volgende. De politie had een anonieme tip gekregen. Daarnaast was er een positieve warmtemeting gedaan. Toen de politie bij de woning aanbelde, had de verdachte de deur open gedaan. Er werd vervolgens een hennepkwekerij aangetroffen.
De verdachte had bij de politie verteld dat de kwekerij van zijn stiefvader was. Hij gaf toe dat hij zijn stiefvader wel eens had geholpen in de hennepplantage. Zo had hij bijvoorbeeld water gegeven en helpen knippen. Dit was een tegenprestatie, omdat de verdachte gratis in de woning mocht wonen.
De stiefvader ontkende dit. Hij kwam met het verhaal dat hij bij zijn vriendin in Almere woonde. In de woning in Amsterdam kwam hij maar twee keer per maand. Tijdens deze bezoeken had hij nooit een wietlucht geroken. De stiefvader ontkende iets te weten van een hennepplantage. Hij gaf de schuld aan zijn stiefzoon (de verdachte).
Wat was de uitspraak van de rechtbank?
De rechtbank had zowel de verdachte als de stiefvader veroordeeld. Er was voldoende bewijs voor hennepteelt en beide heren kregen een taakstraf. Toch heeft de rechtbank de grootste rol toebedeeld aan de stiefvader. Hij moest namelijk de criminele opbrengsten van de kwekerij (€ 64.975,00) afdragen aan de Staat. Ook de verdachte moest een bedrag betalen voor illegaal voordeel, maar dat was slechts € 3.000,00. Volgens de rechtbank was zijn voordeel dat hij gratis in de woning had mogen wonen. De rechtbank achtte dus niet aannemelijk dat de verdachte een deel van de opbrengst van de kwekerij had gekregen.
De stiefvader is in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank. De verdachte kon kennelijk leven met de uitspraak en heeft geen hoger beroep ingesteld. Het Openbaar Ministerie vond de zaken echter teveel met elkaar samenhangen. Om die reden heeft ook de Officier van Justitie in beide zaken hoger beroep ingesteld. Op deze manier kwam ook de zaak van de verdachte (de stiefzoon) dus voor het Gerechtshof.
Het oordeel van het Gerechtshof: voldoende bewijs voor hennepteelt
Het Gerechtshof geloofde de verdachte niet. Er waren namelijk op diverse plekken in de kwekerij vingerafdrukken van de verdachte gevonden. Ook zou hij wisselend verklaard hebben over het aantal oogsten en zijn rol in het geheel. Gelet daarop nam het Hof aan dat de verdachte de eigenaar van de kwekerij was.
De stiefvader had volgens het Gerechtshof een kleinere rol. Hij werd veroordeeld voor medeplichtigheid aan hennepteelt. Kennelijk verweet het Hof hem dat hij de woning ter beschikking had gesteld. Er was voor hem echter te weinig bewijs voor hennepteelt.
De verdachte is in cassatie gegaan bij de Hoge Raad.
De uitspraak van de Hoge Raad: te weinig bewijs voor hennepteelt
De Hoge Raad had niet veel woorden nodig om de uitspraak van het Hof te casseren. Volgens de Hoge Raad kon de bewezenverklaring simpelweg niet worden gebaseerd op de bewijsmiddelen. Kortom: er was te weinig bewijs voor hennepteelt en diefstal van stroom.
Het was in dit geval dus niet voldoende dat de verdachte in de woning woonde. Ook de aanwezigheid van zijn vingerafdrukken in de kwekerij was niet genoeg. De verdachte had daar namelijk een verklaring voor. De bewijsmiddelen waren eigenlijk niet in strijd met de verklaring van de verdachte.
Het enkele feit dat de verdachte verschillende verklaringen had afgelegd in deze zaak is volgens de Hoge Raad niet voldoende. De rechter kan wel het gevoel hebben dat de verdachte een grotere rol heeft, maar dat gevoel alleen is niet voldoende. Een veroordeling moet zijn gebaseerd op concreet bewijs. Dat was er in dit geval onvoldoende.
De Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad legt het nog eens goed uit in zijn conclusie:
Naar mijn mening zou de vastgestelde bijdrage van verdachte aan de hennepkwekerij hoogstens als medeplichtigheid kunnen worden aangemerkt maar niet als een betrokkenheid van een zodanige intensiteit en zeggenschap dat verdachte als solopleger kan worden aangewezen. Het bewijs van feit 2 is naar mijn oordeel eveneens ontoereikend. Vaststaat dat de meter is gesaboteerd en dat er elektriciteit is gestolen ten behoeve van de kwekerij, maar van enigerlei bemoeienis van verdachte kan uit de bewijsvoering niet blijken.
Conclusie
De Hoge Raad stelt behoorlijk zware eisen aan het bewijs voor hennepteelt en diefstal van stroom. Het enkele feit dat iemand een bepaalde rol speelt in een hennepkwekerij, wil niet zeggen dat hij de eigenaar is van die kwekerij. Het kan ook gaan om een hulpje of een medeplichtige. Er is dan te weinig bewijs voor wietteelt.
Als de rechter iemand wil veroordelen voor méér dan medeplichtigheid, dan moet die veroordeling worden gebaseerd op harde bewijsmiddelen.
Misschien ook interessant:
- Onvoldoende bewijs voor diefstal van stroom
- Hof Den Bosch: terugdraaien elektriciteitsmeter is geen diefstal
- Rechtbank Midden-Nederland: onrechtmatige doorzoeking? Bewijsuitsluiting!