Is een sterke wietlucht voldoende om iemand te kunnen veroordelen voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep? De Hoge Raad heeft daar op 13 november 2018 een interessante uitspraak over gedaan.
Wat was er aan de hand?
De verdachte zat als passagier in een auto van een vriend. De auto werd door de politie gecontroleerd. Tijdens de controle rook de politie een sterke henneplucht, waarna de auto werd doorzocht. In de kofferbak trof men ruim 7 kilo henneptoppen aan. De verdachte ontkende hier iets van te weten. Hij vertelde dat hij slechts een lift kreeg. Ondanks dat moest hij toch voor de rechter verschijnen.
Hoe oordeelde het Gerechtshof over de wietlucht?
Het Gerechtshof veroordeelde de verdachte wegens het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Hij kreeg daarvoor 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk.
Volgens het hof moest de verdachte de doordringende hennepgeur wel hebben geroken. Om die reden was er volgens het hof sprake van een ‘meer of mindere mate van bewustheid en daarmee wetenschap’ omtrent de aanwezigheid van hennep. De verdachte had niet gevraagd waar de wietlucht vandaan kwam. Door toch in te stappen en mee te rijden had de verdachte zich niet gedistantieerd. Daarmee had hij volgens het hof bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er een grote hoeveelheid hennep in de auto aanwezig was.
Wat vond de Hoge Raad?
De Hoge Raad maakt korte metten met het oordeel van het hof. De Hoge Raad:
Blijkens zijn hiervoor onder 2.2.3 weergegeven overweging heeft het Hof voor zijn oordeel dat sprake is van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten in het bijzonder in aanmerking genomen dat “het niet anders kan zijn dat ook de verdachte in de auto (…) de doordringende hennepgeur moet hebben geroken”, dat daarom “sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid en daarmee wetenschap bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van de aangetroffen hoeveelheid hennep“, dat de verdachte geen navraag heeft gedaan naar de herkomst van deze geur, maar is ingestapt en met de medeverdachte meegereden en dat de verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de aanwezigheid van hennep. Deze omstandigheden zijn niet zonder meer voldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten heeft medegepleegd. De bewezenverklaring is dus in zoverre ontoereikend gemotiveerd.
Met andere woorden: er is gewoon te weinig bewijs. Alleen het aanwezig zijn in een auto waar een sterke wietlucht hangt is niet voldoende. Je kunt iemand op basis van alleen dat niet veroordelen voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. Zelfs niet als iemand niet heeft gevraagd waar de wietlucht vandaan kwam.
Wat zou wel voldoende zijn geweest voor een veroordeling?
Om iemand te kunnen veroordelen voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep (of elke andere drugs) moet er eigenlijk aan twee voorwaarden worden voldaan:
- De verdachte wist van de aanwezigheid. Of er is een aanmerkelijke kans daartoe, die hij op de koop toeneemt (voorwaardelijk opzet).
- De hennep bevindt zich in de machtssfeer van de verdachte.
Het Gererechtshof had aangenomen dat de verdachte de aanwezigheid van hennep in de auto op de koop had toegenomen. Maar het probleem was dat uit niets bleek dat de hennep zich ook in de machtssfeer van de verdachte bevond. Daar had het Gerechtshof ook niets over gezegd.
Daarnaast speelde in dit geval ook het onderwerp medeplegen. Hef hof had bewezen verklaard dat de verdachte had samengewerkt met de andere personen in de auto. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is daarvoor onder meer vereist dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het feit. Daarbij kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In dit geval vond de Hoge Raad dat de verdachte te weinig had bijgedragen aan het feit. Alleen het in een auto stappen waarin een sterke wietlucht hangt is onvoldoende. Ook als je daardoor kunt weten dat er een zak henneptoppen achterin ligt.
Waarschijnlijk had het hof wél mogen veroordelen als bijvoorbeeld was gezien dat de verdachte samen met de anderen de hennep in de kofferbak van de auto had gelegd. Maar dat was hier niet het geval.