2015 was het jaar waarin het voorbereiden van hennepteelt strafbaar werd gesteld in het nieuwe artikel 11a van de Opiumwet. De laatste dag van het jaar is een mooie gelegenheid om terug te kijken op de beperkte jurisprudentie die dit jaar is ontstaan over de toepassing van deze nieuwe wetgeving.
De eerste gepubliceerde uitspraak was van de rechtbank Den Haag en ging over een eigenaar van een growshop in Wateringen die werd vervolgd wegens overtreding van artikel 11a Opiumwet. De verdediging voerde het verweer dat niet bleek dat de verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat de in zijn pand aanwezige goederen en stoffen bedoeld waren voor de grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Dit verweer werd door de rechtbank verworpen omdat uit diverse omstandigheden bleek dat de verdachte wel degelijk wist waarvoor de goederen in zijn winkel bestemd waren.
De Officier van Justitie eiste 3 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Omdat de verdachte al eerder was veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet werd deze eis gevolgd door de rechtbank.
Een tweede uitspraak werd in september gedaan door de rechtbank Limburg. Ook hier stond een eigenaar van een growshop terecht. De verdachte stelde dat zijn bedrijf in een overgangsfase zat en dat hij alleen nog maar spullen verkocht aan de hobbyteler die hooguit 5 planten had. Hierin ging de rechtbank niet mee. Volgens de rechtbank bleek uit hetgeen de politie had aangetroffen dat de handel was gericht op het faciliteren van grootschalige hennepteelt. De eis van de Officier van Justitie was ook in dit geval 3 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk. De rechtbank maakte daar een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden van.
Dezelfde straf (3 maanden voorwaardelijk) kreeg een growshophouder uit Geldermalsen in een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 oktober 2015.
Diezelfde rechtbank kwam op 19 november 2015 tot een vrijspraak van een growshophouder die volgens de rechtbank onderbouwd had gesteld dat zijn winkel zich richtte op de medicinale gebruiker en de hobbyteler die maximaal 5 hennepplanten heeft. Hij kon dit aantonen door de soort goederen die hij verkocht, alsmede door het overleggen van een administratie waaruit bleek dat hij nooit grote hoeveelheden verkocht. Tegen deze uitspraak heeft het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Tot slot een zeer recente uitspraak van 30 december 2015 van de rechtbank Oost-Brabant. Het betrof hier iemand die een grote hoeveelheid goederen thuis had liggen die onmiskenbaar bestemd waren voor het telen van hennep. Het ging onder meer om 203 assimilatielampen, 167 armaturen, 187 transformatoren, voedingsmiddelen, een koolstoffilter en diverse kachels.
De eis van de Officier van Justitie week af van de eis die kennelijk geldt voor growshophouders. Er werd een boete van 5.000 euro en 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk geëist. De rechtbank vond een geldboete onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit en kwam tot een andere straf: 120 uur taakstraf en 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk. Het is overigens de vraag of dit echt een zwaardere straf is, want 120 uur taakstraf staat gelijk aan een geldboete van ongeveer 1.500 euro.
In 2016 zullen er vermoedelijk veel meer uitspraken volgen voor overtreding van artikel 11a Opiumwet. Wat met name interessant is of ook mensen die zich richten op kleinschalige hennepteelt, bijvoorbeeld verkopers van kleine zakjes hennepzaden, strafbaar zullen blijken in de praktijk. Op dit moment is dat nog erg onduidelijk.